Van de hemel in de hel
Door: MacFleurie
Blijf op de hoogte en volg Fleur
17 December 2011 | India, New Delhi
Of moet ik door de vlammen heen kijken om het licht te kunnen zien?
Midden in de nacht ben ik aangeomen op het station van Gaya. Ik houd mijn hand voor mijn mond vanwege de zoetzure o zo herkbare pislucht die hier in India eerder regel dan uitzondering is. Vol verbijstering zie ik tot de stationshal bezaaid is met lichamen van mensen, gehuld in lappen en dekens. Vuile voeten, graatmagere armen en benen met open wonden steken onder de smerige dekens uit. Een man met een enorm gezwel op zijn gezicht pakt mijn voet vast: Madam, madam roept hij ensteekt zijn hand uit voor geld. Geschrokken trek ik mijn voet terug en snel me achter mijn gids aan.
Eenmaal in de taxi hou ik mijn rugzak stevig tegen me aangeklemd. De zijdeuren van de taxi doe ik op slot nadat ik mijn gids om zijn legitimatie heb gevraagd. Zijn naam klopt, dit is de man die het ministerie van toerisme vanuit de andamaneilanden heeft gestuurd om foreign lady veilig van het station af te halen.
Diepe zucht. Waar de fuck ben ik nu weer beland???
Ik wist wel dat Bihar de armste staat van India was, maar dat het zo erg was had ik nooit kunnen bedenken met mijn WestEuropese geest.\
Dat ik van de hemel in hel ben beland, blijkt de volgende ochtend pas echt als ik richting de
Mahabodhi Vihara loop, de tempel die opgericht is op de plaats waar Buddha verlicht werd, meer dan 2000 jaar geleden onder de Boddhitree...
Ik probeer me in te leven in de duizenden pelgrims die hier eeuwenlang naar toe reisden, naar deze heilige plaats, het mekka voor de buddhisten. Snel wordt ik uit mijn concentratie gehaald door kinderen in de vuilste kleren en ongewassen haren die zich aan me vastklampen en me lotusbloemen proberen te verkopen. Ik versnel mijn pas, maar het wordt alleen maar drukker rondom mij. Mijn blanke gezicht steekt bleekjes af bij de varieteit aan Aziatische pelgrims. Dat het 's ochtends vroeg is en ik leetterlijk de enige blanke ben, en de enige blanke die alleen loopt, en ook nog eens vrouw ben, maakt het me er niet gemakkelijker op. Vanuit mijn ooghoek wordt iets, ik kan niet goed zien wat, de weg op getrokken door een man zodat het mijn weg verspert. Ik verkramp als ik zie dat 'het' een klein meisje is met zwaar misvormde benen. Het lijkt wel of ze in een gigantische o gebogen zijn. Na mijn verbijstering begint het meisje te draaien als een tol op haar mismaakte benen. Ik barst in tranen uit. Dit moet als vermaak dienen? De man (haar vader?) houd opengevouwen hand voor mijn neus. Rupee madam, rupee! Vol verontwaardiging kijk ik hem aan, maar mijn keel zit dicht. Ik kan geen geluid uit brengen. Ik spurt naar de tempel en veeg de tranen ondertussen van mijn wangen.
Eenmaal bij de tempel aangekomen wordt ik bevangen door een gigantische rust die uitstraalt van het onophoudbare gezang van de duizenden moniken die zich in lotuspositie gestationeerd hebben rondom de stupa. Miljoenen bloemen, miljarden rijstkorrels worden hier geofferd aan de buddha.De verschillende lagen waar mensen op kunnen lopen in combiantie met de geuren van wierook en de rustige energie, geven deze locatie een surrelatistisch karakter. Alsof ik mij bevind in een tekening van Escher, zonder begin en zonder einde.
Ik krijg het beel d van het meisje en de vele straatkinderen niet uit mijn hoofd. Ik ga de tempel binnen en besluit voor hen te bidden. Na een paar minuten merk ik dat ik mijn emoties beter onder controle heb. Ik open mijn ogen en op dat momkent schijnt er een gigantische flits in mijn gezicht. Een hindoestaanse vrouw staat met haar camera voor me en heeft haar kind naast me gezet.
Ik sta perplex. Ik vind dit zo ontzettend onbeschoft.
Tegenover de giganitsche gouden buddha besluit ik geen ophef te maken en door simpelweg op te staan en twee meter de verder te gaan zitten, duidelijk te kane dat ik hier neit van gediend ben.
Het interesseert de vrouw geen reet dat ik hier geen zin in heb en ze pakt haar kind op, zet het kind weer naast me instrueert nu ook haar man om naast me te gaan staan!
Ik ben zo boos! Correctie. Tijdens mijn meditatiecursus heb ik iets anders geleerd, namelijk: Ik voel hete wind oprijzen. Zo zou een buddhist het zeggen. Ik weet dat die hete wind weer kan zakken. Dus ik zeg de gouden buddha gedag, sta op en loop weg.
En ik ben niet boos, enkel een beetje verdrietig.
Inmiddel heb ik geleerd dat een verdrietig gevoel ook maar komt en gaat.
Het gaat een beetje weg als ik twee straathonden met elkaar zie spelen. De ene is kaal (gevreten) en de ander heeft een gebroken poot. Toch hebben ze lol en lijken ze op dat moment gelukkig.
Eenmaal in mijn hotel besluit ik voor de laatste keer mijn mail te checken. Ik heb een geweldig mailtje van mijn vader ontvangen.
Zijn geluk heft mijn verdriet een beetje op. Wat ben ik blij dat mijn vader me gewoon naar school heeft laten gaan. En niet mijn benen heeft gebroken om me circustrucjes te laten doen.
Wederom bekruipt me een gevoel dat ik vaker in India heb gehad: Wat ben ik ontzettend blij dat ik in Nederland geboren ben.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley